Met het doel om meer te weten te komen over de doelgroep heb ik onderzoek gedaan naar wat Autisme precies inhoudt en waar ik rekening mee moet houden bij het ontwerpen van mijn game. Ik heb hierbij voor namelijk gebruik gemaakt van de website: http://www.autisme.nl/over-autisme/. Het resultaat van dit onderzoek is dat ik een betere kijk heb gekregen op de ontwikkeling bij de kinderen met Autisme.

Mijn onderzoeksvraag was als volgt:
3.1 Wie is de doelgroep? (12/14 jaar – leeftijdsanaylse)
3.2 Wat is autisme?
3.3 Co-creatie met kinderen
3.4 Hoe maakt de doelgroep gebruik van emojis?
3.5 Welk beeld heeft de doelgroep bij het gebruik van emojis?
3.6 Waarom worden emojis verkeerd geïnterpreteerd en waardoor komt dit?

3.1 Wie is de doelgroep?
De gebruiker zijn jongens en meisjes tussen de 12 en 14 jaar met een lichte vorm van autisme. Volgens Centrum Jeugd en Gezin (2014) wordt een kind van 12 tot 14 jaar wordt ook wel een puber genoemd. In de puberteit ontwikkeld het kind zich van onvolwassen in uiterlijk en gedrag naar volwassenheid. In deze periode worden kinderen geslachtsrijp, meisjes krijgen hun eerste menstruatie en jongens hun eerste zaadlozing. Het is begrijpelijk dat pubers in een tijd met zoveel lichamelijke veranderingen in een zeer korte tijd, onzeker kunnen worden. Binnen de puberteit spreken we over 4 verschillende fases. Omdat mijn doelgroep zich alleen in de eerste fase bevindt zal ik alleen deze fase benoemen.

In de eerste fase of te wel de vroege puberteit (10-14 jaar) is de invloed van hormonen bij kinderen ontzettend groot. Kinderen worden zich meer bewust dat ze op sommige gebieden anders zijn dan de ouders, deze verschillen worden extra benadrukt en gaan gepaard met een eigen, uitgesproken kledingsstijl of muziekkeuze of hobby.

Persoonlijke identiteit 
In de puberteit gaan pubers op zoek naar zichzelf, met de vraag: Wie ben ik? in het achterhoofd. Ze leren hun eigen kwaliteiten kennen en hoe ze hier vorm aan moeten geven. Er zijn verschillende vormen van identiteit. De sociale identiteit en de psychologische identiteit.

  • De sociale identiteit bestaat uit de vraag hoe anderen mij zien, en hoe wil ik dat anderen mij zien. Pubers vormen zich door vrienden en vriendinnen. In groepen wilt een puber geaccepteerd worden, voldoen aan de norm en voelen alsof ze ergens bijhoren.
  • De psychologische identiteit bestaat uit de vraag wat vind ik van mijzelf en hoe zou ik willen zijn? Deze vraag heeft te maken met verschillende factoren zoals: van welke cultuur ben ik, waar kom ik vandaag, hoe hoor ik mij te gedragen volgens mijn gedrag, ben ik bijvoorbeeld homo/hetero

De zoektocht naar de persoonlijke identitet houdt in dat pubers veel experimenteren met hun gedrag wat vaak zorgt voor conflicten bij ouders, leraren, familie leden etc. Deze zoektoch brengt ook veel onzekerheid met zich mee, pubers geven vaak snel een grote mond, zoeken de grenzen op maar vaak zijn deze extreme reacties een resultaat van onzekerheden.

12 jaar en ouder puberteit. (2014, 12 februari). Geraadpleegd op 10 mei 2018, van http://www.centrumjeugdengezinmaasland.nl /12%20jaar%20en%20ouder%20puberteit.html

Autisme bij pubers
Autisme kan zich op verschillende manier uiten, geen enkele puber heeft alle kenmerken van autisme. Doordat autisme een ontwikkelingsstoornis is betekend dit dat de ontwikkeling zich anders of langzamer voordoet dan bij een kind zonder autisme. Een goed voorbeeld is een puber die 14 wordt maar zich op sociaal vlak een niveau van een 5-jarige heeft.  Daarnaast gaan beginnende pubers over van de basisschool naar het voortgezet onderwijs wat een grote stap is. Er wordt meer verantwoordelijkheid van kinderen gevraagd op het gebied van planningen rondom huiswerk en sociale contacten.  Een puber wilt volgens autisme.nl waarschijnlijk vooral “gewoon” zijn en zo min mogelijk opvallen bij zijn/haar groepsgenoten. Voor ouders is het dan ook noodzakelijk om goed te praten met de pubers over autisme en gevolgen hiervan te bespreken, op deze manier kunnen de kinderen zichzelf iets beter begrijpen, neemt het angst en onzekerheden weg en kan er open over gesproken worden.

3.2 Wat is autisme?
Bij mensen met autisme wordt informatie op een andere manier verwerkt dan mensen zonder autisme. De gevolgen van de andere manier van verwerken verschilt van persoon tot persoon. Autisme kan alle fases van informatie verwerking beïnvloeden.

Waarneming (filteren) Denken (betekenis geven) Doen (handelen, toepassen)
Informatie uit omgeving (geluid, geur etc) Samenhang zien, van detail naar het geheel en van het geheel naar het detail. Plannen en organiseren, time management.
Inwendige prikkels (dorst, emoties) Situaties en gebeurtenissen begrijpen in relatie tot de context Beginnen en stoppen met acties en taken.
Gevolg: Extra / minder gevoelig voor prikkels Bedoelingen en gedrag van anderen voorspellen en begrijpen (theory of mind) Emoties reguleren en uiten
Zelfinzicht Concentreren

Doordat informatie verwerking bij mensen met autisme anders werkt, brengt dit een mix van zowel zwakke als sterke kanten met zich mee.  Aan de sterke kant hebben mensen met autisme vaak een goed oog voor details, zijn ze eerlijk, analytisch sterk en werken ze hard. Aan de andere kant hebben ze vaak moeite met het houden van overzicht, het onderhouden van sociale contacten en hebben ze een beperkt aantal interesses of activiteiten.

Kinderen met autisme ontwikkelen zich in een andere volgorde en in een ander tempo dan kinderen zonder autisme. Sommige cognitieve functies leren ze veel sneller en andere leren ze juist langzamer. Daarom komt het soms voor dat een kind met autisme soms jonger over komt dan leeftijdsgenoten en soms veel ouder.

Autisme is aangeboren en is geen ziekte die met medicatie behandelt wordt. Soms worden er wel medicijnen voorgeschreven bij problemen zoals wisselende stemmingen en concentratie problemen. Ruim 1% van de Nederlanders – ongeveer 190.000 mensen heeft een vorm van Autisme

http://www.autisme.nl/over-autisme/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/.aspx

Binnen autisme zijn er verschillende diagnoses:

Autisme Spectrum Stoornis (ASS): Autisme Spectrum Stoornis is de verzamelnaam voor verschillende vormen van Autisme. De term spectrum wordt gebruikt omdat er een grote diversiteit is in de manier waarom autisme geuit wordt. Tegenwoordig is “Autisme Spectrum Stoornis” de officiële benaming voor alle vormen van autisme. http://www.autisme.nl/over-autisme/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/autisme-spectrum-stoornis.aspx

Voormalige benamingen voor de verschillende diagnoses:

Klassiek Autisme: Volgens de Oostenrijkse kinderpsychiater Leo Kanner (z.d) is er bij klassiek autisme sprake van beperkingen in sociale interactie. Daarnaast is er sprake van beperkingen in non-verbale en verbale communicatie en zijn er stereotiepe patronen van gedrag (herhalende motorische bewegingen zoals: draaien met de hand, fladderen, complexe bewegingen met het gehele lichaam. Bij ongeveer 80% van de mensen met klassiek autisme is er sprake van een lage intelligentie of verstandelijke beperking.

http://www.autisme.nl/over-autisme/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/klassiek-autisme.aspx

Asperger: Volgens de Oostenrijkste kinderarts Hans Asperger (1944) hebben mensen met autisme net als mensen met klassiek autisme problemen met sociale interacties en hebben ze ook een beperkt aantal interesses of hobby’s. Het grootste verschil is de spraakontwikkeling, deze ontwikkeld zich sneller bij mensen met Asperger. Maar dat wilt niet zeggen dat ze geen communicatie problemen ervaren. Er ontstaan vaak problemen bij subtiele sociale aspecten. (zoals een bepaalde blik in de ogen, het ophalen van een wenkbrauw etc.) Mensen met Asperger hebben een normale tot bovengemiddelde intelligentie.

http://www.autisme.nl/over-autisme/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/asperger.aspx 

PDD-NOS: PDD-NOS staat voor Pervasieve Ontwikkelingsstoornis, niet anders omschreven. Deze diagnose wordt gegeven aan mensen die niet alle kenmerken van autisme hebben. PDD-NOS is in feite een rest categorie en wordt ook wel een verlegenheidsdiagnose genoemd omdat er geen duidelijke uitspraak gedaan kan worden of de persoon wel of niet aan de criteria van een van de andere persuasieve ontwikkelingsstoornissen voldoet. 

http://www.autisme.nl/over-autisme/wat-is-autisme-(spectrum-stoornis)/pdd-nos.aspx


3.3 Co-creatie met kinderen. 
Nadat ik onderzoek heb gedaan naar de doelgroep en wat autisme precies inhoudt heb ik daarnaast onderzoek gedaan naar welke technieken er het beste gebruikt kunnen worden bij het testen met kinderen. Ik heb via mijn afstudeerbegeleidster Karin een inkijk scriptie gekregen van een ex-studente Quendoline Jansen. Via dit afstudeerproject heb ik een link gekregen naar een artikel over co-creatie met kinderen. In dit artikel ging de schrijver er dieper op in welke technieken er bestaan en welke er het meest effectief zijn.

Co-design is een manier om de doelgroep op een zeer actieve manier te laten deelnemen aan het ontwerp van een product, zodat deze goed aansluit op de wensen en behoeften. Kinderen zijn ontzettend creatief, hebben een interessante kijk op dagelijkse problemen en vraagstukken, en staan er altijd voor open om hun ideeën met anderen te delen. Co-design is een collectieve creativiteit en deze wordt gedurende het ontwerpproces toegepast. Hier komen vele verschillende tools en methoden bij kijken om het co-design in verschillende momenten van de ontwerpfase mogelijk te maken.

De belangrijkste voordelen van co-design zijn:
– een beter begrip van de eisen van de doelgroep.
– realistische verwachtingen scheppen in doelgroep.
– empowerment van de doelgroep.
De sleutel en het doel van een co-design sessie is een samenwerking tussen volwassenen en kinderen die voor een prototype zorgt dat een gemeenschappelijk idee is. Co-design is zeker niet het einde van het proces maar biedt juist onschatbare inzichten die in elke fase van het ontwerp toegepast kunnen worden. Co-design kan gebruikt worden om emoties te ontdekken, verlangens vorm te geven en ideale situaties uit te stippelen.

Een kind kan verschillende rollen aannemen binnen de testfase van een product. Zo kan een kind een design partner zijn, een bron van informatie, een tester of een gebruiker. Soms kan een kind zelfs alle rollen aannemen.

Voordat je begint aan een co-creatie sessie is het belangrijk dat je een paar oefeningen doet met de doelgroep zodat ze bewust worden van dagelijkse activiteiten die ze normaal zouden negeren/vergeten. Op deze manier kun je inspiratie opwekken bij de doelgroep en er voor zorgen dat ze dieper nadenken over wat er precies gevraagd wordt.

Met kinderen tussen de 7 tot 11 helpen schriften die ze mee naar huis kunnen nemen. Voor oudere kinderen werkt research via het internet en verhalen met video’s en afbeeldingen die de kinderen zelf gemaakt hebben. Tijdens mijn project zal ik samenwerken met kinderen tussen de 12 en 14 jaar oud. Bij co-creatie met kinderen is het cruciaal om emoties, normen en waarden, ideeën, dromen, verlangen en ideale situaties te ontdekken bij de doelgroep aan het begin van het proces.
Dit kan gedaan worden door de kinderen bijv.
– een collage te laten maken over het onderwerp met hun eigen gevoelens en emoties. (oude tijdschriften doen wonderen)
– Context-mapping helpt je om de wereld van een kind beter te leren begrijpen. Op deze manier kun je er achter komen hoe ze naar het leven, een bepaald merk, een systeem of ervaring kijken.
– Storytelling. Dit kan op verschillende manieren gedaan worden. Storyboards, simpele tekeningen, rollenspellen en fantasiespellen helpen je om toekomstige ideale processen vorm te geven.
In latere stappen van de conceptualisering van het product is het mogelijk om kinderen te betrekken bij het vormgeven van het prototype. Deze methoden zijn als volgt:

  • Low-tech prototyping and mockups: prototypes kunnen uit verschillende materialen, vormen, kleuren en afmetingen gemaakt worden. Een voorbeeld is om verschillende onderdelen van een paper prototype mee te nemen zodat kinderen een voorbeeld hebben en hun eigen kijk op games kunnen uiten en aanvullen net als het volbrengen van een puzzel.
  • Coöperatief onderzoek: Bij dit onderzoek wordt er een combinatie gemaakt van traditionele methoden voor gebruikersonderzoek. Er zijn verschillende varianten om deze techniek toe te passen.
    • Mixen van ideeën:  Vaak wordt deze variatie gebruikt bij jonge kinderen en is het meest effectief bij kinderen tussen 4-6 jaar – Tijdens een brainstorm sessie kun je kinderen aan moedingen om ideeën te bedenken en om deze ideeën te combineren met de ideeën met anderen kinderen binnen de groep. [1]
    • Sticky-note frequentie analyse: Deze variatie kan gebruikt worden om een prototype met zowel kinderen als volwassenen. Ieder lid van de groep evalueert het prototype door op te schrijven wat ze wel en niet leuk vinden op sticky-notes, deze aantekeningen worden op de muur geplaatst waarbij een individuele onderzoeker affiniteitsdiagrammen gebruikt om patronen en trends te ontdekken. [2]
    • Layered Evaluatie: Met deze aanpak starten de deelnemers tijdens de eerste sessies met het ontwikkelen van een idee, in de opeenvolgende sessies werken ze verder doormiddel van onderzoeksworkshops. [3]

Tijdens mijn afstudeerproject zal ik gebruik maken van de sticky-note methode. Maar geef hier mijn eigen draai aan. Tijdens de testperiode zal ik de kinderen korte opdrachten geven binnen het prototype. Na het uitvoeren van de opdracht leg ik verschillende kaartjes voor hun neer met verschillende steekwoorden, vervolgens stel ik vragen over de opdracht (zoals: was het moeilijk, vond je het makkelijk, wat vind je van de kleur etc). Hierbij kunnen de kinderen meerdere steekwoorden kiezen om te omschrijven wat ze van de app vinden. Hierbij gaf ik aan dat als er een woord mocht ontbreken dat ze op een leeg vel het missende woord kunnen opschrijven. Lees meer over de resultaten bij onderzoeksvraag 5.

[1] Guha, M. L., A. Druin, G. Chipman, J. Fails, S. Simms, and A. Farber. “Mixing Ideas: A New Technique for Working with Young Children as Design Partners.” In Proceedings of Interaction Design and Children. College Park, MD, 2004. 

[2] Druin, A. “Children as Co-designers of New Technologies: Valuing the Imagination to Transform What Is Possible.PDF” New Directions in Youth Development: Theory, Practice, and Research: Youth as Media Creators. Retrieved March 31, 2012.

[3] Walsh, Greg, Allison Druin, Mona Leigh Guha, Beth Foss, Evan Golub, Leshell Hatley, Beth Bonsignore, and Sonia Franckel. “Layered Elaboration: A New Technique for Co-Design with Children.”PDF In Proceedings of ACM CHI 2010, Atlanta, GA, 2010. Retrieved March 31, 2012. 


Hoe maakt de doelgroep gebruik van emojis?
Op 16 maart ben ik bij het MML langsgeweest om de eerste test uit te voeren met de doelgroep. Ik heb de kinderen hierbij een vragenlijst laten invullen om erachter te komen wat zij van emojis vinden en hoe zij deze gebruiken. Met als resultaat dat ik een beter zicht heb op hoe de doelgroep gebruik maakt van emojis, iets dat ik kan meenemen binnen het ontwerp van mijn prototype.

Zie hieronder het resultaat:
Maak je wel eens gebruik van emojis, zo ja waarom?

  • Ja, om een gesprek leuker te maken, en makkelijk te zeggen wat je vindt.
  • Ja, want het is makkelijker.
  • Ik gebruik vaak emojis zoals :-), maar niet heel vaak.
  • Ja, om bij een tekst aan te geven hoe je het precies bedoelt.
  • Ik gebruik emojis om te laten zien hoe ik me voel of om iets beter uit te leggen
  • Om een bericht meer emotie te geven

Kun je in je eigen woorden uitleggen wat een emoji is?

  • Een emoji is een plaatje dat een emotie laat zien
  • Nee
  • Een poppetje waarmee je gevoelens uit.
  • Een soort van een klein plaatje, waarmee je iets duidelijker kan maken.
  • Een emotie weergeven in een smiley
  • Een icoon om extra kracht of een andere bedoeling aan je tekst toe te voegen.

Wat is je favoriete emoji?
Populaire emoji kinderen
Net als de volwassenen heb ik aan de kinderen gevraagd welke emoji zij het meest populair vinden. Onder de 27 kinderen kwamen de stoere emoji, de poep en de huilen van het lachen emoji uit op de top 3.

Waarom worden emojis verkeerd geïnterpreteerd ?

Tijdens mijn deskresearch over emojis ben ik er achter gekomen dat emojis oorspronkelijk uit Japan komen. De emojis die wij in westerse landen gebruiken zijn tot de dag van vandaag gebaseerd op de Japanse cultuur. Denk aan gebaren 🙆‍♀️🙇💁 , voedsel 🍱🍙🍣🍘, mytologische wezens 👺🐲👹 en meer. Daarnaast worden emojis door verschillende mensen in de wereld gebruikt en komt het voor dat er bij verschillende vriendengroepen, families, klasgenoten en bijv. collega’s anders wordt om gegaan met dezelfde emojis.